Aanbeden door de armen, gehaat door de elite

Foto’s Meridith Kohut

 

CARACAS Gaat Hugo Chávez de boeken in als een autoritaire machtswellusteling die Venezuela in een economische afgrond stortte? Of als een held die de armen waardigheid gaf en de inhalige elite op haar plek zette? De man die tijdens zijn veertien jaar durende presidentschap net zo intens werd gehaat als aanbeden, overleed gisteren op 58 jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. Over één ding zijn vriend en vijand het eens: ‘el comandante’ heeft een onuitwisbare stempel gedrukt op Venezuela en Latijns-Amerika.

Chávez was een charismatisch man met het hart op de tong en een diepe aversie tegen de bourgeoise, zoals hij de rijke elite minachtend noemde. Bulderend, met een gebalde vuist in de lucht, vervloekte hij keer op keer het kapitalistische systeem, de imperialistische vijand in het algemeen, en de Verenigde Staten in het bijzonder. Enkele seconden later klaarde zijn gezicht dan weer op om luidkeels zingend de liefde te verklaren aan de Venezolaanse grondwet.

‘God, neem me nog niet tot je’, bad Chávez tijdens een televisieoptreden vlak nadat hij in juni 2011 bekend maakte dat hij kanker had. ‘Ik moet nog zoveel doen voor mijn volk en vaderland.’ Een jaar later verklaarde hij zich kankervrij. Zijn aanhangers waren buiten zinnen van vreugde en Chávez won in oktober vorig jaar voor de vierde keer op rij met een grote meerderheid de verkiezingen. Maar in december moest hij opnieuw naar Cuba voor een operatie. Sindsdien is hij niet meer in het openbaar verschenen en na bijna drie maanden van nationale onzekerheid over zijn gezondheidstoestand, stierf Chávez gisteren in een militair ziekenhuis in Caracas.

Chávez werd halverwege de jaren vijftig geboren in Sabaneta, een klein dorp in het noordwesten van Venezuela. Samen met zijn oudste broer Adán woonde hij bij zijn oma Rosa in een lemen hutje met een dak van palmbladeren. Hun vier jongere broertjes groeiden op in het huis van de ouders, beiden werkzaam als leraar. Oma Rosa leefde van de verkoop van huisgemaakte suikerbeesten. De kleine Hugo verkocht het snoepgoed aan zijn klasgenoten om zo mee te helpen de eindjes aan elkaar te knopen. ‘We waren arm maar gelukkig’, zei Chávez over zijn kindertijd tegen biograaf Bart Jones.

Naar eigen zeggen was Chávez een normale jongen zonder politieke ambities. Hij speelde niet onverdienstelijk honkbal en was vastbesloten professioneel pitcher te worden. Als 17-jarige koos hij voor de militaire academie in Caracas enkel omdat die een goed honkbalteam met professionele trainers had.

Maar al snel kreeg hij andere interesses. Als jonge kadet verdiepte hij zich avonden lang in de geschriften van Simon Bolivar, de man die Venezuela en andere landen bevrijdde van de Spaanse overheersing. Hij raakte geïnspireerd door Bolivar’s strijd tegen de uitbuiting en onderdrukking van de armen, en zijn streven naar een grote machtige Latijns-Amerika unie. Zijn obsessie met Bolivar zou later zulke extreme vormen aannemen, dat hij het land, de munt en de revolutie naar hem vernoemde, en een mausoleum voor hem liet bouwen.

Chávez kon zijn opvattingen niet rijmen met de repressieve strijd die het leger voerde tegen linkse guerrillastrijders. Hij zocht daarom met succes naar geestverwanten binnen het leger en leidde in 1992 een mislukte staatsgreep in een poging de rechtse regering uit het zadel te lichten. ‘Het is helaas niet gelukt onze doelen te bereiken’, zei hij bij zijn arrestatie. Om daar twee historische woorden aan toe te voegen: ‘Por ahora’, voor nu. Uit deze woorden sprak zoveel hoop voor de Venezolanen, dat hij op slag een volksheld werd. Twee jaar later verliet hij de gevangenis om in 1998 de presidentsverkiezingen te winnen.

De kersverse president liet er geen gras over groeien. Er kwam een nieuwe grondwet die in een referendum met 72 procent van de stemmen werd goedgekeurd. Gesubsidieerde supermarkten, alfabetiseringsprogramma’s, gaarkeukens, land voor de landlozen en twintigduizend Cubaanse artsen in de meest marginale wijken, verbeterden het leven van de allerarmsten aanzienlijk. Inmiddels is Venezuela na Cuba het minst ongelijke land van Latijns-Amerika.

Maar ook een land met een van de hoogste moordcijfers wereldwijd, een torenhoge werkloosheid nijpende voedseltekorten, en een hoge inflatie. De landbouw en industrie liggen volledig op hun gat, buitenlandse bedrijven zijn het land uitgejaagd en Venezolaanse ondernemers zagen hun bezittingen één voor één onteigend worden. Chávez ontsloeg in 2003 alle kritische, en goedopgeleide, werknemers van staatsoliebedrijf PDVSA, om er Chavistas voor in de plaats te zetten. Met een enorme productiedaling tot gevolg.

Chávez maakte zijn land totaal afhankelijk van olie, en gebruikte die voor zijn eigen politieke doeleinden. Hij financierde er de sociale programma’s mee, maar gaf het ook weg aan regionale bondgenoten als Cuba, Ecuador en Bolivia. Hoeveel oliedollars het land binnenkwamen en waar ze precies aan werden besteed is onduidelijk. Zeker is dat een aanzienlijk deel in de zakken van corrupte ambtenaren en de PDVSA top verdween.

Altijd en overal had Chávez de touwtjes strak in handen. Chavistas die het waagden zijn autoritaire beleid ter discussie te stellen, joeg hij zonder pardon de partij uit. Slechts één keer verloor hij de regie. In 2002 werd hij door militairen van zijn bed gelicht en opgesloten. De oppositie haastte zich de bevolking te vertellen dat Chávez ontslag had genomen. Maar die lieten zich hun comandante niet zomaar afnemen. ‘We willen Chávez’, scandeerden honderdduizenden woedende Chavistas in de straten van Caracas. Binnen twee dagen zat de president weer in het zadel, populairder dan ooit.

Zelfreflectie was hem vreemd, wanbeleid was altijd de schuld van anderen. Zo maakte hij er een gewoonte van om in zijn wekelijkse live televisieprogramma ‘Alo Presidente’ ministers ter verantwoording te roepen. Als de zichtbaar zenuwachtige ambtenaren niet de juiste cijfers en statistieken paraat hadden, stuurde hij ze ter plekke de laan uit.

Chávez schepte er een groot genoegen in anderen tegen zich in het harnas te jagen. De Venezolaanse rijken noemde hij steevast ‘varkens’, de katholieke kerk was een ‘tumor’ en Westerse leiders deed hij af als ‘fascistische imperialisten’. In 2006 noemde hij toenmalig Amerikaans president George W. Bush ‘een lafaard, moordenaar en genocide pleger’, vanwege de oorlog in Irak. Toenmalig president Alvaro Uribe was ‘een paramilitair, maffioso, leugenaar en een speelpop van de Verenigde Staten. En de Duitse bondskanselier Angela Merkel een ‘afstammeling van de nazi’s’.

De invloed van Chávez zal nog lang na zijn dood voelbaar zijn, en niet alleen in Venezuela. Sinds hij president werd, wonnen ook in andere landen linkse kandidaten van simpele komaf  presidentsverkiezingen, deels dankzij de Venezolaanse oliedollars. Langzaam maar zeker durft Latijns-Amerika onder het juk van de Verenigde Staten uit te kruipen, en daar heeft Chávez zeker een belangrijke rol in gehad.

Zelf wilde ‘el comandante’ graag de boeken ingaan als moderne Bolivar, als hedendaagse bevrijder van Latijns-Amerika. Zijn tegenstanders gruwelen bij die gedachte maar als het aan zijn aanhangers ligt, zal hem die eer zeker toekomen. Want het is Chávez weliswaar niet gelukt om de traditionele machthebbers in heel Latijns-Amerika van hun troon te stoten, in een continent waar de ongelijkheid pervers is, en armoede en uitbuiting voor veel mensen een dagelijkse realiteit, bracht Chávez een wijdverspreide hoop dat die omwenteling er op een dag zal komen.