Foto’s D. Fellous/Colombia Tierra Herida
TORIBÍO ‘Kom naar binnen liefje’, roept Maria Julia Jatacue (47) tegen haar vierjarige kleindochter als in de verte mitrailleurs klinken. Ze geeft het meisje een sinaasappel en zet haar naast zich op de veranda van haar lemen huisje. Een gehavende plastic zak wappert aan een paal voor het huis. ‘Dat is een witte vlag’, legt Jatacue uit. ‘Dan weten de militairen dat ze hier niet moeten zijn als ze de FARC kampen komen bombarderen.’
Jatacue woont in Toribió, een inheems bergdorp in het zuidwesten van Colombia. Hier zijn de sporen van het gewapende conflict tussen de extreemlinkse guerrillabewegingen en de Colombiaanse regering duidelijk zichtbaar. De huizen zitten vol kogelgaten en de muren zijn beklad met leuzen die schreeuwen om vrede. Bij de ingang van de school hangt een bord met daarop: ‘humanitair gebied, wapens verboden’. Politie agenten in militair tenue bewaken het bankgebouw dat na een bomaanslag van de FARC is verwoest. De enorme kluis ligt sindsdien op straat, te zwaar om weg te slepen.
‘De guerrillero’s schieten vanuit die maisvelden daarboven op het politiebureau’, zegt Jatacue, naar de velden achter haar huis wijzend. Met vertrokken gezicht vertelt ze over de bomaanslag van ruim een jaar geleden. Een bus vol explosieven kwam van de heuvel naar beneden, ontplofte naast het politiebureau en vaagde alle huizen in een straal van dertig meter weg. ‘De aarde trilde maar het politiebureau bleef staan. Sindsdien hebben we het definitief gehad met de FARC.’
Begin juli, een jaar na de busbom, raakte een mortiergranaat van de FARC het ziekenhuis van Toribío. Tientallen patiënten en verplegers raakten gewond en de hoofdarts verloor een been. ‘We gingen de bergen in om met de guerrillero’s te praten’, zegt Edgar Tumiña (33), coördinator van de Inheemse Garde van Toribío. ‘Ze zeiden dat het een ongeluk was, dat ze eigenlijk het politiebureau wilden raken en dat er nu eenmaal gewonden vallen in een oorlog.’
Dat was de druppel. De Inheemse Garde, een organisatie van indianen die ongewapend de veiligheid in het gebied tracht te vergroten, toog naar het politiebureau en gebood de agenten te vertrekken. ‘Hun aanwezigheid brengt het hele dorp in gevaar’, legt Tumiña uit. ‘Vervolgens vroegen we zowel het leger als de FARC het gebied te verlaten.’
Toen de militairen daar geen gehoor aan gaven, gingen honderden indianen de berg op en ontmantelden de militaire post. Ook vier guerrillero’s werden gevangen genomen en berecht volgens inheemse tradities. ‘We zijn hier in autonoom inheems gebied. We hebben het recht het heft in eigen hand te nemen’, aldus Tumiña.
President Juan Manuel Santos kwam naar het dorp en probeerde de indianen vergeefs te overtuigen van de noodzaak van regeringstroepen op hun grondgebied. ‘Ik peins er niet over de militairen terug te trekken’, aldus Santos, uitgejouwd door de menigte. Niet veel later waren alle gewapende partijen weer terug op hun posten, tot grote irritatie van de bevolking.
Er was altijd veel sympathie voor de linkse guerrilla hier in Cauca, een van de armste regio’s van Colombia, maar ‘de steun voor de FARC is hier de afgelopen tien jaar flink afgebrokkeld’, vertelt Tumiña. ‘Hun ideologie is goed, maar hun daden zijn slecht.’ Hij staart langdurig in de verte, met zijn stok figuren tekenend in de roodbruine aarde. ‘Ze verkrachten vrouwen, bedreigen onze kinderen, en persen de boeren af.’ Tumiña’s zwarte ogen vlammen: ‘Ze noemen zich het leger van het volk, maar zijn geen haar beter dan het regeringsleger of de paramilitairen. Het zijn allemaal corrupte mensenrechtenschenders.’
De Inheemse Garde heeft nu eigen wegversperringen opgeworpen. Mannen, vrouwen en kinderen, slechts gewapend met een versierde houten stok, posten 24 uur per dag bij een improvisorische slagboom en controleren wie hun dorp in en uit gaat. ‘Die oorlog is één grote show’, zegt Yeiner Ulcue (23), een van de indianen die vandaag de slagboom bedient. ‘Guerrillero’s met mitrailleurs op hun rug komen zonder problemen langs militaire checkpoints. Alle partijen verdienen geld aan de drugshandel, terwijl onze kinderen sterven door verdwaalde kogels.’
Van de vredesonderhandelingen tussen de FARC en de Colombiaanse regering, die maandag beginnen in Cuba, verwachten de indianen weinig. ‘Deze oorlog kan alleen stoppen als de bevolking daarvoor zorgt, niet door onderhandelingen.’ De Inheemse Garde dringt er daarom bij de lokale bevolking op aan geen coca meer te verbouwen. ‘We moeten een einde maken aan onze afhankelijkheid van de gewapende groepen.’
Politie commandant Nelson Cañon weet niet precies wat de Inheemse Garde doet. ‘Wij mogen ons niet buiten de dorpsgrenzen begeven dus kunnen hun versperringen niet bezoeken. Maar alles wat bijdraagt aan vrede is welkom’, zegt Cañon, die in het dorp is gestationeerd nadat zijn voorganger verjaagd werd door de indianen.
Cañon staat in het met zandzakken gebarricadeerde politiebureau, op een steenworp afstand van het centrale plein. ‘Wij zijn hier om de mensen te beschermen en de guerrilla te bestrijden.’ De vele wiet en coca plantages die de bergen rondom Toribío lichtgroen kleuren, vallen niet onder Cañon’s verantwoordelijkheid. ‘Er zijn speciale eenheden om de drugs aan te pakken, maar die zijn hier op dit moment niet actief.’
Even later wordt het politiebureau opnieuw beschoten. De dorpelingen op het plein zoeken snel dekking, en drukken zich tegen de muren tot het schieten ophoudt. Politieagenten verstoppen zich achter palmbomen en houden hun mitrailleurs in de aanslag.
Een half uur later neem Doña Rosita, eigenaresse van een eettentje op de hoek van het plein de schade op. ‘De kogel ging eerst door die vitrine met gebraden kip en doorboorde daarna deze pannen’, vertelt ze. Haar vijfjarige zoontje zit op de vloer en stapelt geconcentreerd plastic flessendoppen op elkaar. ‘Er liep een politie agent voorlangs, vandaar’, zegt Rosita laconiek. Ze duikt achter het fornuis en houdt triomfantelijk de kogel omhoog. ‘Ach, dit gebeurt zo vaak. Ik zit hier nu eenmaal in de vuurlinie.’