Onverantwoord papier

Foto’s Daniel Rosenthal
PORTO SEGURO Vol haat kijkt de indiaan naar de eindeloze rijen witte stammen die het geïmproviseerde dorp omsingelen. Met woeste gebaren en ontbloot bovenlijf rukt Mukkaxó Pataxó (45) jonge eucalyptus bomen uit de grond. ‘Waar eucalyptus wordt geplant, houdt al het andere leven op’, zegt hij. Wij wonen in een groene woestijn. Mensen in Europa denken dat ze duurzaam papier kopen, maar ze hebben geen idee wat deze plantages hier aanrichten.’

Samen met zo’n zeventig andere inheemse families heeft Mukkaxó honderden hectares eucalyptusbos gekraakt in het zuiden van de Braziliaanse deelstaat Bahía. Van de gekapte bomen bouwen ze hutten, de stronken steken ze in brand om zo de aarde weer vruchtbaar te maken. Hij trekt een laatste boom uit de grond, veegt het zweet van zijn voorhoofd en zet zijn blauw-gele verentooi recht. ‘Ze hebben ons land ingepikt, vervuilen het met hun landbouwgif en zuigen al het water uit de grond.’

De eucalyptusbossen in Bahía zijn van Veracel, een joint venture van het Zweeds-Finse bedrijf Stora Enso, ’s werelds grootste papier producent, en het Braziliaanse Fibria, marktleider in de productie van gebleekte eucalyptuspulp. De afgelopen dertig jaar is de papierconsumptie wereldwijd met bijna de helft toegenomen. Om te voorkomen dat de groeiende vraag een einde maakt aan de natuurbossen, maken papierbedrijven steeds meer gebruik van eucalyptusplantages.

Veracel bezit 211 duizend hectares in het zuiden van Bahía en onderhandelt over toestemming om dit aantal te verdubbelen. De plantage is goed voor de productie van ruim een miljoen ton cellulose per jaar, het merendeel daarvan wordt in Europa verwerkt tot verpakkingsmateriaal, printpapier of tijdschriften voor onder meer de Nederlandse markt. Het papier afkomstig van de Veracel bomen draagt het FSC keurmerk. Dat moet de consument garanderen dat het product zowel ecologisch als sociaal verantwoord is.

Maar de lokale bevolking zet grote vraagtekens bij de duurzaamheid van de plantages. Hun leven is er in elk geval niet beter op geworden sinds de komst van Veracel. Boeren klagen dat er te weinig land is en dat de beloofde werkgelegenheid is uitgebleven. Ook de middenklassers, aanvankelijk enthousiast, zijn steeds minder te spreken over de plantages. De levenskosten stijgen de pan uit omdat voedsel, eerder regionaal verbouwd, nu veelal uit andere deelstaten moet komen.

Om zes uur ’s ochtends trekt de ochtendnevel langzaam uit het dal omhoog. Zover het oog reikt staan eucalyptusbomen, hun ranke stammen wuiven in de wind. De eucalyptuslucht vermengt zich met de uitlaatgassen van vrachtwagens die volgeladen met boomstammen naar de Veracel cellulosefabriek rijden.

Langs de weg lopen landloze boeren, blootsvoets, bedelend bij benzinestations. Voorheen werkten ze voor de grootgrondbezitters, waar ze vaak een stukje land in bruikleen kregen voor het verbouwen van eigen voedsel. Toen de meeste landeigenaren hun grond aan Veracel verkochten, trokken veel ongeschoolde boeren naar de randen van de dorpen en steden, en proberen zij zich in de sloppenwijken staande te houden.

‘Ik ga naar die sloppenwijken toe en probeer ze over te halen land van Veracel te kraken’, zegt Lindaura Marcus (58) coördinatrice van een kampement van landloze boerenbeweging MST. ‘Ik vertel ze dat ze kunnen ontsnappen uit de spiraal van honger en ellende.’ In het kamp wonen honderdzestig families op 2600 hectare. ‘Als we meer grond nodig hebben, hakken we gewoon nog een paar hectares eucalyptusbomen om.’

Twee mannen zijn met kapmessen in de weer, hun tanige lichamen zweten in de namiddagzon. Tussen de zwartgeblakerde boomstronken staat rucola, koriander, lente-ui en paprika. Gifgroene papegaaien vliegen over de cassave velden en strijken neer in een limoenboom. Kippen kakelen in hun hok van eucalyptus hout, onder een afdak liggen grote trossen bananen te rijpen. ‘Natuurlijk, het is illegaal om land te bezetten maar wat moeten we dan?’, zegt Marcus. ‘We willen niet doodgaan van de honger.’

Er zijn maar weinig landen in de wereld waar land zo ongelijk is verdeeld als in Brazilië. Bijna de helft van het vruchtbare land is in handen van slechts 2 procent van de bevolking. Het structurele gebrek aan landbouwgrond voor kleine boeren is sinds de onafhankelijkheid de belangrijkste bron van conflicten op het platteland. De regering beloofde de boeren landhervormingsprogramma’s maar maakt daar weinig haast mee. Sinds de komst van de eucalyptusplantages is het gebrek aan land nog verder toegenomen en zijn de organisaties voor landloze boeren in Bahía enorm gegroeid.

Naast het gebrek aan land, klagen zowel de lokale boeren als de indianen over een nijpend watertekort, veroorzaakt door de aanzienlijke hoeveelheid water die de eucalyptusbomen uit de grond slurpen. ‘Het is een groot probleem’, zegt boer Pedro Caetano (38). Hij schiet zijn vrouw te hulp die een leeg verfblik aan een touw de waterput in laat zakken. ‘Vroeger was er na een paar meter al water’, zegt Caetano. ‘Nu is de put twintig meter diep, en nog is de opbrengst minimaal.’
Ook verwijten ze Veracel het intensieve gebruik van Glyfosaat, een agressief landbouwgif. ‘Voordat Veracel hier kwam, was de grond prima’, zegt indiaan Mukkaxó. ‘Nu is het water en de grond vervuild en gaan onze gewassen dood.’ Hij loopt tussen de eucalyptusbomen door en luistert naar de stilte. ‘In de plantages hoor je geen vogelgezang, er zijn geen slangen, er is geen leven. Het gif doodt alles behalve hun bomen.’

Renato Carneiro, duurzaamheidsmanager bij Veracel vindt de kritiek van boeren en indianen onterecht. ‘Wij zijn een sociaal en ecologisch verantwoord bedrijf’, aldus Carneiro. ‘Op een deel van ons land staat oerbos dat wij beschermen. Bovendien investeren we in kleinschalige landbouw door families van technische steun te voorzien. In 2013 investeren we 600 duizend euro in zes gemeenschappen.’

Carneiro ontkent dat het bedrijf inheems land heeft bezet. ‘Wij hebben nooit indianen van hun land verdreven. Dat hebben de Europeanen gedaan toen ze hier kwamen en het land koloniseerden.’ Het probleem is volgens Carneiro dat de regering de grenzen van inheems gebied opnieuw heeft gedefinieerd waardoor drieduizend hectares van Veracel terug moet naar de indianen. ‘De regering wil dit land nu van ons terugkopen en wij zijn hier zonder morren mee akkoord gegaan’, aldus Carneiro. Dat de indianen een veel groter stuk land als hun grondgebied claimen, is een zaak tussen hen en de regering, vindt Carneiro.

Het bedrijf heeft een voorstel voor de landloze boeren. ‘Ze mogen veertienduizend hectares houden’, zegt Carneiro. Dat is iets minder dan de helft van het Veracel terrein dat ze nu bezet hebben. ‘Wij helpen ze daarna om met betere technologie meer uit het land te halen.’

Maar het voorstel van Veracel zaait verdeeldheid en lost het probleem niet op, zegt Juvenildo Oliveiro (52) coördinator van boerenorganisatie MLT. ‘Alleen al MLT heeft 18 duizend landloze families in Bahía, daarnaast zijn er nog vijf organisaties die land bezetten. Het is simpelweg niet genoeg, er vallen teveel families buiten de boot en op de lange termijn is het al helemaal geen oplossing.’

De boeren voelen zich bedrogen door Veracel, dat bij zijn komst tienduizenden banen en ontwikkeling beloofde. ‘Om voor Veracel te kunnen werken, moet je minimaal de derde klas hebben afgemaakt’, zegt Oliveiro. ‘Veel boeren kunnen niet eens lezen.’ Momenteel heeft het bedrijf zevenhonderd mensen in dienst. Via uitzendbureaus werken nog eens tweeduizend personen in de fabriek of in de kwekerijen. ‘Kleinschalige landbouw biedt werk aan één persoon per hectare’, zegt Oliveiro. ‘Veracel levert één baan voor iedere 90 hectare.’

Langs de onverharde weg in het eucalyptusbos liggen lange rijen omgehakte stammen te drogen. Even verderop scheurt Eduardo Espavier (28) met metalen rupsbanden moeiteloos over de boomstronken heen. Het ruisen van de bladeren wordt overstemd door de naderende machine, die de bomen een voor een omhakt. ‘Het is heel ingewikkeld werk’, zegt Espavier. ‘De training duurt zes maanden.’ Hij laat de stam door de grijper glijden zodat bladeren en takken eraf vliegen. Een andere knop doet een kettingzaag verschijnen die de stam in zes gelijke stukken zaagt.

De bomen doen er zes jaar over om de juiste lengte te bereiken. Naar verwachting keurt de Braziliaanse regering dit jaar nog het gebruik van genetisch gemodificeerde eucalyptus goed, waardoor de productie nog verder kan worden opgevoerd. ‘Een goede machinewerker doet drie bomen per minuut’, aldus Espavier, die hevig door elkaar wordt geschud terwijl hij met zijn joystick de grijpers van de machine naar de eucalyptusstammen stuurt. Hij heeft ernstige rugklachten en kan nog maar twee uur achter elkaar in de machine werken. ‘Ik heb spasmes en een constante zeurende pijn.’

Hij is niet de enige. Er lopen 290 rechtszaken tegen Veracel van werknemers of oud-werknemers vanwege fysieke schade die ze hebben opgelopen tijdens het werk. Nog eens honderden anderen hebben zaken aangespannen tegen de uitzendbureaus die door Veracel worden ingehuurd. Het bedrijf is ook veroordeeld tot een boete van 12,5 miljoen dollar voor het illegaal kappen van 64 duizend hectare oerbos in 1994. Steeds als het tot een veroordeling komt, gaat Veracel in beroep, veel zaken slepen zich al jaren voort. De regionale openbaar aanklager João Alves Neto noemt Veracel een ‘criminele organisatie’.

Toch prijkt sinds 2008 het groene boompje van Forest Steward Council (FSC) op papier afkomstig uit de Veracel plantages. FSC is een samenwerkingsverband tussen bedrijven en milieuorganisaties die het kappen van natuurbossen en oerwouden willen tegengaan. Gecertificeerde bedrijven moeten daarnaast het sociale en economische welzijn van lokale gemeenschappen op lange termijn verzekeren. ‘De sociale impact van de plantages weegt voor ons net zo zwaar als het bosbeheer’, zegt Kim Carstensen, algemeen directeur van FSC.

Maar alles wijst erop dat de plantages in Bahía de lokale gemeenschappen meer kwaad doen dan goed. Veracel is actief in een gebied waar tienduizenden boeren al generatieslang strijden voor een stukje land. Het bedrijf bouwt de regio steeds verder vol met eucalyptusbomen bestemd voor de export, maakt hiermee een einde maken aan de lokale voedselvoorziening, verergert het tekort aan landbouwgrond zonder voor noemenswaardige werkgelegenheid te zorgen.

Dat FSC dit als verantwoord bosbeheer beschouwd, is opmerkelijk maar niet uniek. Wereldwijd heeft FSC bijna 140 miljoen hectares industriële boomplantages als duurzaam bestempeld. Niet alleen in Brazilië, ook in in Afrika en Azië veroorzaken die plantages sociale en economische problemen in de lokale gemeenschappen. Verschillende partnerorganisaties hebben hun lidmaatschap van FSC om deze reden opgezegd.

‘De richtlijnen van FSC zijn in principe niet verkeerd’, zegt Simon Counsell van FSC Watch. ‘Het probleem is dat de bedrijven die de naleving ervan controleren, door de industrie betaald worden. Er is dus sprake van belangenverstrengeling en een ongezonde financiële prikkel.’ Counsell was in 1993 een van de oprichters van FSC maar raakte zo teleurgesteld in de organisatie dat hij een kritische waakhond oprichtte. Zijn conclusie is helder: ‘Het FSC keurmerk is verworden tot een leugen. Consumenten denken dat ze verantwoord papier kopen maar ze worden bedrogen.’

Carstensen erkent dat zich soms problemen optreden bij de certificering. ‘Niets is perfect, ook het FSC label niet’, aldus de directeur. ‘Maar FSC is het meest betrouwbare keurmerk dat er is. We blijven onszelf constant verbeteren.’

En daar moet de consument het mee doen. Wie papier met het FSC label koopt, heeft een redelijke kans dat het op duurzame wijze tot stand is gekomen. Maar een garantie voor een verantwoord product is het keurmerk zeker niet.