Zapatistas vechten voor een verre nieuwe wereld

Foto’s Marjolein van de Water

 

SAN CRISTÓBAL DE LAS CASAS ‘Naam, organisatie, reden van komst?’ Twee paar donkerbruine ogen kijken ons nieuwsgierig vanonder een bivakmuts aan. Langzaam en nauwkeurig vullen de jongens het bezoekersformulier in. Op hun zwarte mutsen staat met rode draad EZLN geborduurd: Zapatistisch Nationaal Bevrijdingsleger. Boven hen hangt een eenzame kerstslinger, aan de muur een vergeeld A4tje: ‘Een droom die wordt gedeeld in de hele wereld’, de potloodletters zijn nauwelijks meer leesbaar.

De bewakers van Roberto Barrios geven toestemming om de nacht door te brengen op een stuk karton op de vloer van een ontmoetingsruimte. ‘Morgenochtend staat de regering jullie misschien te woord’, aldus de kleinste van het stel kortaf. Roberto Barrios ligt in het noorden van de Mexicaanse deelstaat Chiapas en is één van de vijf caracoles (schelpen), de autonome regeringscentra van de EZLN, of Zapatistas, de rebellengroep die op nieuwjaarsdag twintig jaar geleden de wereld verraste met een gewapende opstand.

Duizenden gemaskerde en gewapende indianen veroverden op die koude winterochtend zes gemeenten van Chiapas, waaronder de toeristische trekpleister San Cristóbal de las Casas. ‘Wij zijn het product van vijfhonderd jaar onderdrukking’, zo luidde hun verklaring, gericht aan het volk van Mexico. ‘Vandaag zeggen we basta, het is genoeg. Broeders en zusters, sluit je bij ons aan, het is de enige manier om niet van de honger om te komen.’

De woorden van subcomandante Marcos gingen de hele wereld over. ‘Wij willen de macht niet overnemen’, aldus de mediagenieke woordvoerder met pijp in de mond en bivakmuts. ‘Ons doel is veel groter: wij willen een wereld waarin iedereen te eten heeft en een dak boven het hoofd. Waarin alle mensen toegang hebben tot onderwijs en gezondheidszorg. Wij willen een wereld waarin plaats is voor iedereen.’

Voor president Carlos Salinas was de rebellie een buitengewoon onaangename verrassing. De opstand kwam precies op de dag dat NAFTA in werking trad, het vrijhandelsverdrag tussen Mexico, Canada en de Verenigde Staten. De president had jaren onderhandeld over dat verdrag en het had een feestelijk moment moeten worden. In plaats daarvan bekritiseerden de Zapatistas het verdrag en de neoliberale denkbeelden waar het op gestoeld was. Salinas besloot keihard op te treden en stuurde het leger naar Chiapas.

Maar veel Mexicanen waren onder de indruk van de indianen uit Chiapas, en gingen massaal de straat op om een einde aan het staatsgeweld te eisen. Ook in de rest van de wereld konden de Zapatistas op grote sympathie rekenen. Zedillo bezweek na twaalf dagen onder de nationale en internationale druk en startte een dialoog. Vrede is echter nooit bereikt en hoewel de Zapatistas hun wapens al heel lang niet meer gebruikt hebben, is hun oorlogsverklaring nog steeds van kracht.
‘U bevindt zich in rebellerend Zapatista territorium’, staat op een bord aan het einde van een hobbelig zandpad. ‘Hier heeft het volk het voor het zeggen, en gehoorzaamt de regering.’ Het bord siert de ingang van caracol Morelia, honderd kilometer ten zuiden van Roberto Barrios.
In de keuken pruttelen zwarte bonen in een enorme kookpot. Lucia, een vrouw van middelbare leeftijd die niet precies weet hoe oud ze is, wakkert het houtvuur aan en vertelt over haar opa, die als slaaf werd geboren op een koffieplantage. ‘Wij indianen zijn honderden jaren uitgebuit en genegeerd. Eerst door de koloniale machthebbers, toen door de Mexicaanse regering.’ Ze praat zacht, in gebrekkig spaans maar met grote overtuiging. ‘We hebben besloten ons lot niet langer door anderen te laten bepalen.’
Lucia roostert mais tortilla’s op het vuur en schept de bonen met rijst in een plastic kommetje voor de houthakkers die zojuist zijn binnen gekomen. ‘We zijn nog steeds arm’, aldus Mauricio, één van de mannen. ‘Maar we hebben onze waardigheid herwonnen, de grootste rijkdom die een mens kan bezitten.’
De Zapatistas leven volledig onafhankelijk van de nationale regering in autonome gemeenschappen die bestuurd worden vanuit een caracol.  Ze noemen de Mexicaanse overheid de ‘Slechte Regering’, in tegenstelling tot hun eigen ‘Goede Regering’. Ze accepteren geen enkele inmenging van de overheid, runnen hun eigen scholen en ziekenhuizen en weigeren voedselhulp of andere uitkeringen van de staat.
‘Wij onderwijzen onze kinderen over de échte geschiedenis in plaats van hen te laten hersenspoelen in de staatsscholen’, zegt Adrian, een van de regeringsleden van Morelia. ‘Ze leren rekenen en lezen, maar ook hoe ze op het land moeten werken.’ In de Zapatista klinieken werkt men bij voorkeur met geneeskrachtige planten, maar de indianen krijgen ook regelmatig bezoek van sympathiserende artsen die hen de kneepjes van de westerse geneeskunde bijbrengen. ‘We weten al hoe we een keizersnede moeten uitvoeren, en onze tandarts kan kiezen trekken’, aldus Adrian.
Hoewel de autonomie van de Zapatistas niet officieel is erkend door de regering, wordt deze door de lokale autoriteiten gedoogd. Dat blijkt ook als Adrian door een nabijgelegen dorp rijdt en de politie zijn auto aanhoudt. ‘Rijbewijs’, zegt de agent en kijkt argwanend naar de Europeanen achterin. Adrian wijst zwijgend op de sticker onder het zijraampje: ‘Transport van de autonome regering van Caracol Morelia’, staat er onder een rode ster. De agent mompelt iets tegen zijn collega en wuift dan met zijn hand. ‘Doorrijden.’
De rebellen streven naar een gelijk aantal vrouwen en mannen in de regering. Alcohol is niet toegestaan in hun gemeenschappen, waarmee ze een van de belangrijkste oorzaken van huiselijk geweld uit de weg hebben geruimd. Volgens Lucia is de verbetering van de positie van vrouwen de grootste verworvenheid van de Zapatistas. ‘We hebben een stem gekregen, in andere dorpen in Chiapas worden meisjes nog steeds door hun vaders verkocht.’
Nadat president Zedillo het leger terugtrok, hebben paramilitaire groeperingen weten te voorkomen dat de rebellen hun invloedssfeer verder uitbreidden. Vooral de paramilitaire organisatie Paz y Justicia (Vrede en Gerechtigheid) zaaide in de tweede helft van de jaren negentig angst en terreur. Iedereen die ervan verdacht werd te heulen met de Zapatistas was doelwit. De paramilitairen moordden, verkrachtten en joegen boeren van hun land af, zo blijkt uit de talrijke verklaringen van nabestaanden.
Zoals die van Julio Hernández, wiens vader negen keer in het hoofd en vier keer in de nek werd geschoten terwijl hij aan het werk was in het maisveld. Of Faustina Torres (44), die met haar familie haar dorp moest ontvluchten vanwege de bedreigingen van de paramilitairen. ‘Mijn man heeft het niet overleefd’, zegt de vrouw met woede in haar stem. ‘Hij is zo vaak in zijn gezicht geschoten dat hij bijna onherkenbaar was toen we hem vonden.’
De slachtpartij van Acteal in 1997, waarbij 19 vrouwen, 18 kinderen en 8 mannen tijdens een kerkdienst zijn vermoord door paramilitairen, is na jarenlang juridisch getouwtrek in Mexico bij het Interamerikaanse Mensenrechtenhof  neergelegd. De regering ontkent het bestaan van paramilitaire groepen en er zijn maar weinig daders bestraft voor de misdaden.
‘Ik kom de schuldigen nog regelmatig tegen’, zegt Domingo Pérez (49), wiens zus Minerva op achttienjarige leeftijd door ruim vijftig paramilitairen werd verkracht. Pérez plukt wat aan zijn overhemd en vecht zichtbaar tegen zijn tranen. ‘Ik heb aangifte gedaan, maar daar heb ik nooit meer iets van gehoord.’
‘De paramilitairen hebben belet dat de Zapatistas zich verder konden verspreiden’, zegt antropoloog Gaspar Morquecho die sinds de jaren zeventig onderzoek doet naar de situatie in Chiapas. ‘Maar ze hebben niet kunnen voorkomen dat hun autonome project is voortgezet.’ Morquecho schat dat er op dit moment zo’n driehonderdduizend Zapatistas zijn, maar precieze cijfers zijn onbekend.
‘Het is een feit dat veel rebellen zijn afgehaakt de afgelopen twintig jaar’, aldus Morquecho. Deels komt dat door de inzet van paramilitairen, maar ook doordat de Zapatistas er niet in zijn geslaagd de armoede effectief te bestrijden. Hun gemeenschappen behoren nog steeds tot de armsten van Mexico. De Mexicaanse overheid biedt de indianen een uitkering van enkele tientallen euro’s per maand in het kader van armoedebestrijding. Zodra ze daarmee instemmen, zijn ze niet meer welkom bij de rebellen. ‘Velen accepteren het geld’, aldus Morquecho. ‘De armoede is te extreem.’
De Zapatistas zijn de eersten om toe te geven dat hun autonomie een lang en moeizaam proces is. ‘Wij bouwen een nieuwe wereld, en dat is niet makkelijk’, zegt Mauricio, die uitrust in de keuken van Lucia, na urenlang boomstronken in stukken te hebben gehakt. ‘Maar we hebben ook geen haast,  het is genoeg te weten dat we op de goede weg zijn.’

De namen van de Zapatistas  in dit artikel zijn op hun verzoek gefingeerd.