Foto’s Meridith Kohut
CARACAS Een glazen fles scheert rakelings langs het gezicht van een politieman tegen de muur kapot. De agenten trekken hun pistolen en kijken schichtig om zich heen. Meer flessen volgen, maar in dit labyrint aan steegjes, trappen en eindeloos bovenop elkaar gebouwde woningen is het onmogelijk te achterhalen waar de aanval vandaan komt. ‘We hebben geluk vandaag’, zegt motoragent Carlos Salasar (30) met een verbeten glimlach. ‘Normaal gesproken zijn het kogels.’
Salasar en zijn collega’s werken voor de politie van Sucre, een district van de Venezolaanse hoofdstad Caracas. Vannacht patrouilleren ze in Petare, met ruim een miljoen inwoners de grootste sloppenwijk van Latijns-Amerika. Op hun motors scheuren ze door de smalle steegjes, rennen met getrokken pistool over de steile trappen en fouilleren jongens die op straat hangen. ‘We zoeken drugs en illegale wapens’, legt Salasar uit.
Elk half uur wordt iemand vermoord in Venezuela. Vaak gaat het om afrekeningen tussen drugsbendes maar er vallen ook regelmatig doden door verdwaalde kogels. Het Venezolaans Observatorium voor Geweld (OVV), een NGO die het geweld in het land monitort, registreerde vorig jaar bijna twintigduizend moorden. Daarnaast worden jaarlijks honderden Venezolanen gedood door politiekogels. Caracas is met tien moorden per dag één van de gevaarlijkste steden ter wereld.
Toen huidig president Hugo Chávez in 1998 aan de macht kwam, erfde hij een land met door en door corrupte ambtenaren, een slecht functionerend rechtssysteem en een groot wantrouwen van de bevolking jegens veiligheidstroepen. Chávez beloofde betere tijden maar veertien jaar later is daar niets van terecht gekomen. Integendeel, het aantal moorden, ontvoeringen en berovingen is exponentieel gestegen. ‘Het grootste probleem is de straffeloosheid’, zegt Roberto Briseño-Leon, directeur van het OVV. ‘Slechts twee op de tien misdaden worden onderzocht, een op de tien daders wordt bestraft.’
De politie zelf klaagt over een structureel gebrek aan mankracht. ‘Alle politie eenheden bij elkaar opgeteld, komen we uit op honderd man per nacht voor het hele district’, zegt korpschef Vismar Lucena. De motoragenten mogen sinds een wetswijziging van Chávez alleen nog pistolen dragen. ‘De bendes waar we tegen vechten, zijn beter bewapend dan wij.’
De motors razen door de steegjes. Bergopwaarts worden de straten smaller, de krotten miserabeler en de spanning intenser. Jonge vrouwen staan met kinderen op de arm in de deuropening. Vol haat kijken ze hoe de politie lukraak buurtbewoners aanhoudt en tegen de muur zet.
Met een angstige blik kijkt een jongen naar de zeven motoragenten die tegen hem staan te schreeuwen. Een van hen fouilleert hem grondig: ‘Waar heb je het spul gelaten?’ De jongen opent zijn mond om te antwoorden maar een tweede agent roept dat hij moet gaan zitten en schopt hem ter aansporing tegen zijn achillespezen. ‘Ik ging alleen maar even sigaretten kopen’, zegt de jongen nu half huilend. Ik woon hier verderop.’ Een routinehandeling, vertelt Salasar. ‘Als iemand er verdacht uitziet, checken we zijn identiteitskaart en vragen de centrale of hij gezocht wordt.’
De eerste kogels komen even na middernacht. De politie wordt beschoten vanuit een zwarte Ford en de motoragenten zetten de achtervolging in. Als de auto stil staat in een verlaten steeg, naderen de agenten voorzichtig en met getrokken pistolen. De inzittenden blijken er al vandoor. ‘Deze auto is een paar uur geleden gestolen’, weet de korpschef. ‘Ze waren van plan iemand te ontvoeren’, zegt hij wijzend op het bosje tie wraps op de bijrijdersstoel. ‘Die gebruiken ze om hun slachtoffer vast te binden.’
Ook op de medische post van Petare is de werkdruk hoog. ‘We zijn onderbezet en voelen ons erg onveilig’, vertelt verpleegkundige Luis Pineda. Dagelijks komen hier de slachtoffers met schotwonden en messteken binnen. ‘Als patiënten overlijden, zijn de familieleden vaak erg agressief. Ze schelden ons uit of dreigen met wapens. Er is één politieagent voor bewaking, maar die is over het algemeen banger dan wij’, aldus de verpleger. ‘Laatst waren we bezig met een jongen die was neergeschoten, toen plotseling de dader binnenkwam. Hij liep naar het bed van de patiënt en schoot hem twee keer in het gezicht. Dan sta je wel even te trillen ja.’
De president wijt het geweld en de onveiligheid aan de ‘hebzucht, armoede en ongelijkheid die gepaard gaan met het kapitalistisch systeem’. Maar sinds Chávez aan de macht is, zijn de ongelijkheid en armoede afgenomen, en is de criminaliteit toegenomen. 85 procent van de dodelijke slachtoffers zijn stedelijke armen. ‘Ironisch’, vindt Briseño-Leon. ‘De president die pal zegt te staan voor de armen, kijkt apathisch toe hoe ze worden afgemaakt.’
Geweld en criminaliteit waren centrale thema’s in de verkiezingscampagne. Gisteren gingen de Venezolanen naar de stembus, de uitslag was bij het sluiten van deze krant nog niet bekend. Chávez zegt ‘alternatieve en solidaire manieren van conflictoplossing te ontwikkelen’. Oppositiekandidaat Henrique Capriles wil inzetten op preventie door werkgelegenheid te creëren, het justitieel en penitentiair systeem hervormen en de politie van meer middelen voorzien. De vraag is echter of meer politiewapens tot minder doden leiden. Van de tien tot vijftien miljoen illegale vuurwapens die in Venezuela circuleren, is het merendeel door agenten en militairen doorverkocht.
De motoragenten zijn nog steeds op zoek naar de politieschutters. ‘Ik denk niet dat we ze nog vinden’, zegt Salasar, ontspannen op het stuur van zijn motor leunend. Na zes uur patrouilleren en tientallen jongens te hebben gefouilleerd, heeft het team geen enkel wapen en geen gram drugs gevonden. Toch zijn ze tevreden. ‘We hebben die gestolen auto’, zegt Salasar met een brede grijns. Meestal wagen we ons leven en vinden we helemaal niks.’