Groeiwonder af, toch gaat het de Brazilianen beter

RIO DE JANEIRO Tevreden bekijkt Amanda Lins (39) haar roze gelakte nagels. Ze zit op de bank in een van de talloze nagelstudio’s van Rio de Janeiro. Op iedere nagel prijkt een in zilveren glitters aangebrachte vlinder. ‘Ik kies iedere week een ander design’, zegt ze. ‘Het kost me veel geld maar ik heb het er graag voor over.’

Samen met haar man heeft de goedlachse Lins een inkomen van achthonderd euro per maand. Dat is geen vetpot in het peperdure Rio de Janeiro maar ze wonen in een door de staat gesubsidieerde woning in het oosten van de stad. Zelf werkt ze informeel als schoonmaakster, haar man is bouwvakker en heeft sinds enkele jaren een officieel contract met recht op pensioen. ‘En als hij ziek is, krijgt hij doorbetaald’, zegt ze met een blik alsof ze het nog niet helemaal vertrouwt.

Lins en haar man behoren tot de 49 miljoen Brazilianen die sinds 2003 zijn toegetreden tot de lagere middenklasse. Deze groep omvat volgens de regering inmiddels 55 procent van de Braziliaanse bevolking en is een zeer geliefd onderzoeksonderwerp van marketingbureaus. Op televisie prijzen mannen met een bierbuik op teenslippers de producten aan, en zelfs de verhaallijnen van de immens populaire soapseries zijn aangepast aan de nieuwe doelgroep. De uitgaven van deze ‘nieuwe middenklasse’ vormen de motor van de nationale economie.

De Brazilianen zijn lange tijd als lichtend voorbeeld beschouwd onder de opkomende economieën. Een stabiele democratie met het afgelopen decennium een gestage groei van gemiddeld 4 procent per jaar. Bedrijven staan in de rij om te investeren in het grootste land van Latijns-Amerika, dat in 2014 gastland is van het WK voetbal en in 2016 van de Olympische Spelen. Ook Nederlandse bedrijven hopen een graantje mee te pikken. De handelsmissie die in november het land bezocht was de grootste uit de geschiedenis, en zowel prins Willem-Alexander als Máxima reisden mee om  spreekwoordelijke deuren te openen voor zakenlieden.

Maar het beste jongetje van de klas begint te struikelen, zo waarschuwen de cijfers. De groei, in 2010 met een recordhoogte van 7,5 procent, was het jaar daarop nog maar 2,7 en het afgelopen jaar niet meer dan een schamele 1 procent. Buitenlandse investeringen en de binnenlandse consumptie zijn gedaald, ondanks stimuleringsmaatregelen van president Dilma Rousseff. Analisten schreeuwen moord en brand en kijken al om naar Mexico, dat staat te trappelen om regionale grootmacht Brazilië van zijn troon te stoten.

De vraag is echter wat de stagnatie betekent voor de welvaart in Brazilië. ‘Dat cijfer is slecht voor het imago van ons land maar zegt verder weinig’, zegt Marcelo Cortes Neri, econoom en directeur van het Nationale Instituut voor Toegepaste Economie. ‘Als je naar de rest van de cijfers kijkt, zie je dat het met de Brazilianen steeds beter gaat.’

Want de salarissen vertonen sinds 2003 een sterk stijgende lijn, de werkloosheid kent een recordlaagte van 4 procent en sinds 2000 is het aantal Brazilianen met een arbeidscontract verdubbeld. Dat contract geeft hen bovendien recht op een pensioen. ‘De inkomens van de laagste inkomensgroepen zijn in 2012 harder gestegen dan ooit, soms met wel 8 procent’, zegt Souza. ‘De regering investeert in menselijk kapitaal. We zijn één van de weinige landen in de wereld waar de ongelijkheid afneemt.’

De economische opmars die Brazilië het afgelopen decennium doormaakte is deels te danken aan de gunstige grondstofprijzen. Het land is rijk aan mineralen, heeft een bloeiende landbouwindustrie en geldt als een van de wereldleiders in de soja handel. Met name in de tweede regeringstermijn van voormalig president Luiz Inácio Lula zorgden hoge prijzen voor een snellere groei. Bovendien is de olie industrie in Brazilië booming. De laatste tien jaar zijn grote nieuwe bronnen ontdekt en als die allemaal ontginbaar blijken, zijn de Braziliaanse reserves vergelijkbaar met die van Venezuela en Saudi-Arabië. Dit vooruitzicht lokt talloze bedrijven en investeerders naar São Paulo en Rio de Janeiro.

Maar de werkelijke motor is de consumptie. Lula voerde vanaf zijn aantreden in 2003 een actief beleid om armoede te bestrijden en daarmee de binnenlandse consumptie te vergroten. Zijn opvolgster Dilma Rousseff is dezelfde koers blijven varen. Zo ontvangen de armste Brazilianen, een kwart van de huishoudens, een maandelijkse uitkering uit het programma Bolsa Familia als ze hun kinderen laten vaccineren en naar school sturen. Als de kinderen wegblijven wordt de toelage ingehouden. Gezinnen in extreme armoede krijgen hier bovenop nog een extra uitkering, waar geen  voorwaarden aan verbonden zijn. Het is een groot succes en vindt wereldwijd navolging.

Net als het grootschalige sociale woningbouwproject Minha Casa Minha Vida, mijn huis mijn leven. Huishoudens die tot drie keer het minimumloon van 250 euro verdienen, krijgen een huis waarvoor ze maandelijks tien procent van hun inkomen betalen. Na tien jaar is het hun eigendom, ongeacht het bedrag dat ze terugbetaald hebben. Ook gezinnen die tot zes keer minimumloon verdienen mogen zich inschrijven, maar zij betalen een groter percentage van hun inkomen en moeten het huis volledig afbetalen. Er zijn al meer dan een miljoen huizen gebouwd en de regering streeft naar drie miljoen in 2014. De helft daarvan is voor de armste groep.

‘Mensen die eerder iedere dag moesten vechten om te overleven, hebben plotseling een eigen huis’, zegt Jessé Souza, professor sociologie aan de Universiteit van Juiz de Fora. ‘Maar om meteen van een middenklasse te spreken is weer wat overdreven’, vindt Souza, die verschillende boeken publiceerde over de sociale gelaagdheid in de Braziliaanse samenleving. ‘Veel van hen hebben dubbele banen en werken veertien uur per dag. Ze doen slecht betaald werk en hebben geen invloed in het politieke debat of in de media. Het is nog steeds een onderklasse, zij het met iets meer mogelijkheden te consumeren.’

Dat consumeren is ze extra makkelijk gemaakt doordat Lula de toegang tot kredietverlening drastisch versoepelde. Of het nu gaat om een broodrooster, een wasmachine of een barbiepop, in Brazilië is kopen op afbetaling de norm. Op prijskaartjes staat in grote cijfers het bedrag dat per maand moet worden afgelost en de werkelijke prijs staat ergens in een hoekje onderin. Verleidelijk, want het geringe maandbedrag brengt de gigantische flatscreen, de koelkast met ingebouwde ijsblokjesmachine en de nieuwste smartphone nu ook voor de ‘nieuwe middenklasse’ binnen handbereik. Dat ze na 24 termijnen de helft meer hebben betaald voor hun product, nemen de consumenten op de koop toe.

Inmiddels besteden de Brazilianen bijna een kwart van hun inkomen aan het afbetalen van schulden, zo blijkt uit een recent rapport van het Internationaal Monetair Fonds. Daarmee zijn ze koploper in de regio en winnen ze het zelfs van de Verenigde Staten. Brazilië heeft wel een vernuftig controlesysteem dat ervoor zorgt dat wanbetalers geen nieuwe leningen aan kunnen gaan. Dit moet toestanden voorkomen zoals in de VS, waar particuliere schulden een grote rol speelden bij het ontstaan van de crisis.

Dat de groei is gestagneerd komt deels doordat de Brazilianen minder zijn gaan kopen. Niet omdat ze minder geld hadden, maar omdat de grote golf van mensen die voor het eerst in hun leven een koelkast, auto of televisie kochten, achter de rug is. Daarnaast zijn de grondstoffenprijzen gedaald en het ziet er niet naar uit dat die in korte tijd weer de hoogte in gaan.

Ook buitenlandse investeerders zijn iets minder enthousiast dan voorheen. Dit is volgens analisten op de eerste plaats te wijten aan de overgewaardeerde Reaal. De dure munt heeft een negatieve invloed op de industrie en de export. Het geeft Brazilië een slechte concurrentiepositie ten opzichte van buurlanden die hun valuta juist laag houden om een exportvoordeel te garanderen. Brazilië is bovendien een duur land. Dat de reële minimumlonen in tien jaar tijd met de helft zijn toegenomen is goed nieuws voor de Braziliaanse arbeiders, maar jaagt de bedrijven op kosten. Ook andere kosten als energie en transport zijn jaar na jaar gestegen. De rente en de belastingen zijn hoog, het land heeft een slepende bureaucratie en corruptie tiert nog steeds welig.

Rousseff heeft zich het gemopper van het bedrijfsleven ter harte genomen en nam vorig jaar verschillende maatregelen die het tij moeten keren. Ze verminderde de belasting op consumentengoederen en liet de Reaal in waarde dalen. De Centrale Bank bracht de rente terug tot 7,25 procent, ongekend laag in een land waar de rente altijd tot de hoogsten ter wereld behoorde. Ook de energieprijzen zijn aangepakt. Sinds gisteren valt de energierekening van huishoudens 18 procent lager uit, en die van bedrijven 32 procent. Dit zal zijn weerslag hebben in de prijzen van consumentenproducten, zo hoopt de regering. Dit jaar volgt een daling van de gasprijzen.

In augustus presenteerde Rousseff een stimuleringspakket dat 53 miljard euro aan private investeringen in de infrastructuur moet opleveren en kondigde aan de Braziliaanse vliegvelden te privatiseren in de aanloop naar het WK in 2014 en de Olympische Spelen in 2016. De maatregel is met gejuich ontvangen door het bedrijfsleven, voor wie de deplorabele staat van de Braziliaanse infrastructuur een doorn in het oog is. De overheid houdt de touwtjes hierbij overigens wel strak in handen. ‘Het is absoluut geen privatisering van publiek bezit’, benadrukte Rousseff bij het aankondigen van de concessies.

De president is razend populair en kan rekenen op de steun van ruim 60 procent van de bevolking. De ex-guerrillera maakt vooralsnog een goede kans herkozen te worden in de verkiezingen van 2014. ‘Haar populariteit bewijst dat de doorsnee Braziliaan geen hinder ondervindt van de verminderde groei’, zegt econoom Neri. ‘We gaan veel minder hard dan andere opkomende economieën. Maar groei is niet heiligmakend, het gaat om vooruitgang. Er zijn nog steeds meer dan 16 miljoen Brazilianen die in extreme armoede leven, ruim 8 procent van de bevolking. Deze regering lost zijn sociale beloften in en daar profiteren op de eerste plaats de Brazilianen van, niet de buitenlandse bedrijven.’

Minister van Financiën Guido Mantega ziet de toekomst rooskleurig in. ‘In 2013 zullen we zaaien wat we geoogst hebben’, zei hij begin deze maand op een persconferentie. ‘Het zal rustiger zijn want de benodigde maatregelen zijn al genomen.’ Mantega’s optimisme moet wel met een korrel zout worden genomen want ook voor 2011 en 2012 beloofde hij ten onrechte een groei van boven de vier procent.

Zelf ziet hij echter geen reden zijn verwachtingen te temperen: ‘Ik zal positief blijven want ik ken de kracht van onze economie’, zei hij. ‘En niemand zit te wachten op een depressieve minister van Financiën die rondvertelt dat de dingen niet functioneren.’ De minister krijgt in ieder geval bijval van de Wereldbank, die voor dit jaar een groei van 3,4 voorspelde. Ook op het Economisch Forum in Davos klonken afgelopen week positieve geluiden over Brazilië.

Amanda Lins wil geen voorspellingen doen over de economische ontwikkelingen in haar land want ‘daar heeft ze helemaal geen verstand van’. Bewonderend bekijkt ze haar vers gelakte nagels nog eens. ‘Wat mij betreft gaat alles goed’, zegt ze met een brede lach. ‘Mijn man gaat meer verdienen en  in mei krijgen we ons derde kind.’